Arjen Scherpenzeel: ‘We kunnen nog lang niet alles krijgen wat we willen hebben’

Interview • Arjen Scherpenzeel zwaait de scepter over het grootste wagenpark van Nederland. Dat vraagt nogal wat van de functionaris die dat park moet verduurzamen en daarbij te maken heeft met een breed scala aan gebruikers en hun wensen. En een markt die wel de juiste voertuigen wíl leveren, maar dat nog lang niet kan.
Diederik Diederik
• Laatste update:
Beeld: Marcel Cazemier

Arjen Scherpenzeel is sinds vier jaar categoriemanager civiele dienstauto’s en extern wagenparkbeheer Rijk. Zo lang als die titel is, zo breed is ook het werkgebied dat er onder valt. Scherpenzeel is in dienst van het Ministerie van Defensie (het Defensie Ondersteuningscommando, DOSCO) en verantwoordelijk voor het beheer en de inkoop van voertuigen die door de overheid worden gebruikt voor civiele doeleinden.

Dat zijn dus alle personenauto’s, bestelwagens of speciale voertuigen die door verschillende overheidsdiensten worden gebruikt. Van de bekende pick-ups van Rijkswaterstaat tot douane- of marechausseevoertuigen en de gepantserde SUV’s die worden gebruikt door arrestatieteams of de dienstauto’s van bewindslieden. Ook het beheer van dit wagenpark valt onder Scherpenzeels mandaat, evenals het beheren van contracten met leveranciers van voertuigen en onderhoudsdiensten.

Scherpenzeel is ook verantwoordelijk voor het wagenparkbeheer voor voertuigen die niet direct eigendom zijn van de overheid, maar die wel door derden worden beheerd of in gebruik zijn in opdracht van de overheid. Met circa 15.000 voertuigen (ruwweg 70 procent op geel, 30 procent op grijs kenteken) is dit het grootste wagenpark van Nederland, verspreid over een brede waaier aan gebruikers, zoals ministeries, rijksdiensten en uitvoerende overheidsorganisaties. En dat wagenpark moet zo snel mogelijk worden verduurzaamd.

Levert die opdracht je veel slapeloze nachten op?

Lachend: “Dat komt weleens voor, ja. Er komt veel op ons af. De verduurzaming van het wagenpark is een enorme uitdaging, als we die binnen de gestelde tijd moeten halen. We zijn op dit moment een nieuwe aanbesteding voor de civiele dienstauto’s aan het opzetten, de marktconsultatie is net de deur uit. Dat we opnieuw gaan aanbesteden heeft alles te maken met het feit dat we merkten dat het bestaande aanbod te weinig aansloot op de vraag.”

Ons motto is: EV, tenzij

“En we hebben natuurlijk ook een doelstelling: in 2028 moeten we 100 procent EV zijn, daar moeten we naartoe werken. We zitten nu helaas nog onvoldoende aan de quota, we zitten ongeveer op 30 procent, dus er moet nog behoorlijk aan getrokken worden om richting 100 procent te gaan. Ons motto is: ‘EV, tenzij’. Dat komt terug in onze aanbesteding, maar we moeten ook rekening houden met al die kleine speciale teams en eenheden die gewoon iets anders nodig hebben, een dieseltje bijvoorbeeld. Dat maakt het soms wel een uitdaging. Bovendien is de markt nog niet groot genoeg om al die EV’s te kunnen leveren, terwijl het aanbod aan elektrische bedrijfsvoertuigen gewoon nog te klein is. Dus er is nog genoeg waar we nog mee stoeien.”

Hoe moeilijk is het voor jou om te voldoen aan de doelstellingen? En snappen je bazen dat?

“Dat laatste is soms moeilijk uit te leggen. We vallen onder het ministerie van Defensie, maar ook defensie heeft zijn eigen keuzes en wensen. Net zoals de douane, justitie, Rijkswaterstaat en de Belastingdienst hebben. Daarom moeten wij iedereen bedienen, dat is soms lastig te begrijpen. Daar hebben we een expertteam voor, dat een dwarsdoorsnede biedt van alle behoeften binnen het Rijk. Daarin is 94 procent vertegenwoordigd van de totale diversiteit van het wagenpark, in alle marktsegmenten. Daarmee kun je vrijwel alle behoeften dekken. Van daaruit vragen wij aan de markt: denk met ons mee om onze doelstellingen te behalen.”

Dat zal een lang proces ­worden.

“Ja, het is een reeks van vraag en antwoord, een selectieprocedure en uiteindelijk de gunning. Rekening houdend met lopende ­contracten en zaken als levertijden, verwachten we dat de eerste leveringen rond 1 december 2025 kunnen plaatsvinden, anders wordt het een jaar later.”

Kun je op dit moment vanuit die markt krijgen wat je wilt hebben?

“Nee. Dat proberen we ook via die marktconsultatie: welke ideeën hebben fabrikanten om aan onze vraag te kunnen voldoen, zeker als je kijkt naar bedrijfswagens. Dat is echt nog een pijnpunt. We willen kijken of de markt wil meedenken, ze stimuleren om ons te helpen. We zijn natuurlijk een aantrekkelijke partner voor ze. Maar waar ze mee zullen komen, is nog niet duidelijk; de marktconsultatie is immers net verzonden.”

Houdt de wet- en regelgeving je niet ook een beetje in een houdgreep?

“De regelgeving wordt gemaakt vanuit de visie dat als je dingen oplegt, het dan vanzelf gaat. Maar zo werkt het dus niet. Ik denk dat wet- en regelgevende partijen en wij als uitvoerders nog meer met elkaar rond de tafel moeten gaan zitten, dan krijg je nog betere wetgeving. Met als gevolg dat het makkelijker wordt om onze doelstellingen te behalen.”

Beseffen de partijen aan wiens vervoersbehoeften jij moet voldoen dat ook?

“Er is veel bewustwording van wat de bedoeling is, maar het ene departement ­worstelt meer dan het andere. Andere departementen lopen juist sterk voorop. De NVWA (­Nederlandse Voedsel- en ­Warenautoriteit, red.) heeft bijvoorbeeld zelf de keuze gemaakt om te verduurzamen en loopt daar in voorop.”

Moet je daardoor telkens opnieuw veel uitleggen?

“Ja. Dat doen we ook, maar we kunnen het alleen zichtbaar maken en het op de agenda houden. Ik heb niet het mandaat om partijen dingen op te leggen. Ik ben veel aan het evangeliseren bij de fleetmanagers van de verschillende departementen – ik heb niet te maken met de gebruikers zelf –, dat is echt een vast onderdeel van mijn werk. Ik ben ook betrokken bij mobiliteitsoplossingen: trein, fiets, deelauto’s bijvoorbeeld, dat is natuurlijk ook een deel van de mogelijke oplossingen. Ik zie ook wel dat er verschuiving op gang komt naar het afstoten van voertuigen, of het kiezen voor mobiliteitsalternatieven.”

Kijkend naar de mobiliteitsmarkt, waar word je dan het meest blij van?

“Dat je ziet dat de verduurzaming toch wordt doorgezet. Dat elektrisch rijden steeds meer wordt omarmd. Dat er steeds meer alternatieven zijn en dat die ook worden ingezet. En dat het weliswaar beleid is, maar ook steeds sterker wordt gedragen door de mensen.”

Wat zou je werk eenvoudiger kunnen maken?

“Ik heb me de afgelopen jaren soms een heraut te paard gevoeld die door alle koninkrijkjes en hertogdommen galoppeert die samen de Rijksoverheid vormen om de ‘duurzame boodschap’ te verkondigen. Dat is niet altijd even eenvoudig, maar ik sta natuurlijk voor iedereen klaar. Ik heb heus wel eens met pek en veren de stad moeten verlaten. Ik doe dit werk niet om mensen te pesten en moet soms beslissingen nemen die niet altijd even fijn zijn voor ze. Maar ik doe dat omdat ik nu eenmaal gedreven word door wat mij wordt opgelegd. Gelukkig wordt het echt met de dag beter, hoor.”

Marktverschuiving – Scherpenzeel werkt met één leasemaatschappij, Ayvens, en met alle relevante automerken die in Nederland actief zijn. Daarin zijn de afgelopen jaren ­interessante ontwikkelingen geweest, zegt hij. “Het aanbod is natuurlijk ­verschoven. Maar ook de leveranciers. Volkswagen, jarenlang hofleverancier van het Rijk, staat nu op plaats twee, terwijl Kia nu op nummer één staat. De opkomst van de Koreanen is wat dat betreft een goed voorbeeld van die marktverschuiving. Er kwamen meer scherp geprijsde EV’s, die dus een gunstiger tco (total cost of ownership, red.) bieden, ondanks de onduidelijkheid over de restwaardes – al doen we daar doorlopend onderzoek naar.”